Contrast
A A
Tekstgrootte
A A A
Gepubliceerd op 09 april 2019

Eerst nieuw contract, pas daarna doorsneesystematiek afschaffen

Bij PMT is geen geld voor afschaffing van de doorsneesystematiek, zegt werkgeversvoorzitter Benne van Popta. Hij stelt voor eerst een nieuw ambitiecontract in te voeren en de doorsneeopbouw pas later aan te pakken. ‘Laten we het in behapbare stukken knippen.

Het kabinet studeert momenteel op hoe de overgang gemaakt kan worden van doorsneeopbouw naar degressieve opbouw. De transitie betekent een nadeel voor zittende deelnemers. Minister Koolmees van Sociale Zaken vindt het belangrijk om eerst vast te stellen dat er voldoende manieren zijn om hen te compenseren, zei hij vorige week nog. Bij PMT wordt de transitielast geschat op €4,5 tot €6 mrd. Volgens Van Popta bieden alle veronderstelde ‘compensatiebronnen’ geen soelaas. Het kleinmetaalfonds heeft met een dekkingsgraad van 100% (actueel, stand eind maart) geen buffers en ook geen premieruimte, aldus de fondsbestuurder. ‘De puzzel hoe je dan compenseert, is nog niet gelegd.’

Lage rente
Volgens Van Popta is het moment om de doorsneesystematiek af te schaffen verkeerd, door de lage rente. ‘We zouden daarmee nu een impliciete schuld aan toekomstige generaties aflossen. Alsof je nu de belasting extra zou verhogen om de staatsschuld af te lossen – terwijl je door de lage rente geld toe krijgt op die staatschuld.’ Een belangrijke compensatiebron voor de afschaffing is een verondersteld efficiëntievoordeel, doordat jongeren met hun langere beleggingshorizon meer gaan opbouwen. ‘Door de lage rente valt dat premievoordeel tegen’, zegt Van Popta. ‘Die jongeren maken minder extra rendement met het langer beleggen.’

Lage premiedekkingsgraad
Het premievoordeel dat er nog wel is, zou bovendien nodig zijn voor betere financiering van de huidige regeling, waarvoor een vijfjarige premieafspraak eind 2019 afloopt, stelt Van Popta. ‘Ons fonds kent immers een premiedekkingsgraad van slechts 80%.’ Eind 2020 vervalt een vpl-premie van 5,8% van de pensioengrondslag. ‘Sociale partners zijn net begonnen met praten. Ik kan echt niets zeggen, over wat ze daarmee doen’, reageert Van Popta. ‘Maar we moeten echt een forse stap zeten met de premiedekkingsgraad. En als ik door mijn oogharen kijk, dan denk ik dat de sociale partners hun premieruimte voor pensioen willen gebruiken, niet voor deze afschaffing.’ Hetzelfde zou gelden voor compensatie binnen de bestaande premie – met versobering van de opbouw. ‘Ik heb sociale partners nog niet horen zeggen, dat ze eventuele premieruimte voor iets anders dan pensioenopbouw willen benutten.’

Nieuw contract eerst
Een laatste veronderstelde compensatiebron, het voordeel uit de ‘dubbele transitie’ naar een nieuw contract, is onzeker, meent Van Popta. Die leunt op het verlagen van de grenzen voor indexatie. ‘Deze compensatie zal misschien uitkomen in het gemiddelde scenario van de alm-studie. Maar misschien wordt het wel het slechtweer-scenario. Misschien zitten we de eerste vijf jaar wel in het slechtweerscenario. Dan heb je al een probleem met uitleggen.’

Bij PMT dreigen kortingen. Als het fonds eind dit onvoorwaardelijk kort, zijn er wellicht wel buffers? ‘Deelnemers korten om de doorsneesystematiek af te kunnen schaffen, dat lijkt me geen goed idee’, reageert Van Popta. ‘We hebben een keuze met die kortingen. We kunnen ze voorkomen met aanpassing van de regels, met een schuin oog op een nieuw contract.’ Het nieuwe contract wil Van Popta wél graag. ‘Laten we de stelselherziening in behapbare stukken knippen. Het ambitiecontract dat bij sociale partners op tafel lag, kunnen we zó invoeren, met behoud van de doorsneepremie. Het einde van de doorsneesystematiek kan dan later volgen, als de rente hoger is en we bijvoorbeeld wat indexatieruimte opzij hebben gezet. De doorsneesystematiek is minder urgent dan het nieuwe contract. We hebben al zeventig jaar doorsneesystematiek, daar kunnen best nog wat jaren aan vast.’

Eiopa-ufr
Er is nog andere manier om afschaffing makkelijker te maken, besluit Van Popta. ‘Invoering van de Eiopa-ufr zou 7% op onze dekkingsgraad schelen en het zou ook makkelijker maken om 100% premiedekkingsgraad ten opzichte van de rekenrente te halen. De Eiopa-ufr is wat ons betreft sowieso technisch beter – de Nederlandse methodiek maakt het lange eind van de verplichtingen nog steeds erg rentegevoelig. Maar hiervoor moeten we afwachten waar de onafhankelijke commissie Dijsselbloem mee komt.’